Gemeenteraad februari 2020

Bijkomende punten OCMW

Energiearmoede

Energiearmoede is de afgelopen jaren verschillende keren in het nieuws geweest: meer dan 1 op 5 gezinnen krijgt met energiearmoede te maken volgens de Energiearmoedebarometer van de Koning Boudewijnstichting. Volgens de federale energieregulator CREG worden 400.000 gezinnen getroffen door energie-armoede. Het OCMW put middelen uit het Fonds Gas en Elektriciteit om mensen met moeilijkheden te begeleiden bij het beheer van hun energieverbruik en het betalen van hun facturen. De middelen van dit fonds zijn door de federale regering echter bevroren sinds 2012. De middelen werden niet geïndexeerd en stegen ook niet mee met de armoede. Op initiatief van Groen worden de middelen voor het kalenderjaar 2019 opnieuw geïndexeerd. Dit betekent dat er 6 miljoen EUR bijkomt, of een stijging van de middelen met bijna 12%. De indexering is maar een beperkte eerste stap. Het probleem blijft dat de middelen geen gelijke tred houden met de evolutie van de noden.


Volgens de Koning Boudewijnstichting putten de OCMW’s uit andere middelen en wordt er geschrapt in preventieve en andere middelen om mensen structureel te kunnen helpen.
Vragen:

  • Wat is de situatie voor Zottegem? Volstaat het Fonds Gas en Elektriciteit om tegemoet te komen aan de vragen van de Zottegemnaren? Moet het OCMW beroep doen op andere financiële middelen om tegemoet te komen aan de vragen van haar cliënten. In welke mate weegt dit op de begroting van het OCMW?
  • Voor hoeveel inwoners in Zottegem moet het OCMW tussenkomen in de energiefactuur? En hoeveel bedraagt de globale bijdrage (in 2018)?
  • Welke andere initiatieven neemt de gemeente om werk te maken van een structurele aanpak inzake energiearmoede, meer bepaald in het kader van een lokaal klimaat- en energieplan?

Prijsverhoging sociale huisvesting

De tweede vraag heeft betrekking op de verhoging van de huurprijzen van de sociale woningen. Deze werd opgesteld voor de communicatie van de Minister gisteren in verband met de wijziging van het systeem. Toch zou ik graag de vraag stellen rekening houdende met het wijzigende kader.


Eind december raakte bekend dat heel wat huurders van een sociale woning voortaan een hogere huurprijs moeten betalen ten gevolge van de nieuwe Vlaamse regelgeving. De nieuwe berekening houdt rekening met een nieuwe formule voor de marktwaardeberekening, energiebesparende maatregelen en alle inkomens van meerderjarige inwoners. De sociale huisvestingsmaatschappijen zijn hier zelf voorstander van omdat dit het verschil kan maken tussen winst of verlies. De andere kant van de medaille is dat sommige sociale huurders plots worden geconfronteerd met een (fors) hogere huurprijs, bijvoorbeeld omwille van een inkomensvervangende tegemoetkoming (IVT) voor een inwonend kind met een beperking dat in de nieuwe berekening wordt meegeteld als inkomen.
Dit vervangingsinkomen ligt, net zoals de andere vervangingsinkomens, ver onder de armoedegrens. Daarom is het problematisch om dit gewoon als inkomen te beschouwen, zeker omdat een beperking vaak heel wat extra kosten met zich meebrengt.


Vragen:

  • Zijn er in onze gemeente personen/gezinnen die met een prijsverhoging te maken krijgen van méér dan 20% (in vergelijking met een normale prijsstijging op de private huurmarkt)?
  • Welke indicatoren zorgen voornamelijk voor de prijsstijging?
  • Om welke Sociale Huisvestingsmaatschappij gaat het (indien er verschillende SHM'en actief zijn op het gemeentelijk grondgebied)?
  • Zal het OCMW een beleid ontwikkelen waardoor het BCSD gestimuleerd wordt om in deze gevallen een tegemoetkoming/extra ondersteuning te voorzien voor deze personen?